FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
16 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het sectoraal pensioenstelsel (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan
allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende
de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet
op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf; Op
de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel
1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van
1 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf,
betreffende het sectoraal pensioenstelsel. Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast
met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 16 december 2010. ALBERT Van
Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het
Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing
naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari
1969.
Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst-
en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 Sectoraal pensioenstelsel (Overeenkomst
geregistreerd op 14 juli 2010 onder het nummer 100488/CO/130) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,
arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité
voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, met uitsluiting van de werkgevers en/of werknemers
die onder de toepassing vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de ondernemingen van de dagbladpers,
gesloten op 18 oktober 2007, binnen het vermelde paritair comité en geregistreerd onder het nr. 85853/CO/130
(koninklijk besluit van 1 juli 2008 - Belgisch Staatsblad van 14 oktober 2008). § 2.
De voorwaarden met betrekking tot de werkgevers die buiten toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst
vallen, worden opgenomen in bijlage 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de arbeiders
en arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Algemeen verbindendheid Art. 2. De partijen vragen
de algemeen verbindend verklaring aan. HOOFDSTUK III. - Voorwerp Art. 3. Deze overeenkomst
heeft als enige onderwerp het invoeren van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel in uitvoering van
artikel 2.C. van de collectieve overeenkomst van 2 juli 2009 betreffende het sectoraal akkoord 2009-2010. HOOFDSTUK
IV. - Aansluitingsvoorwaarden Art. 4. Alle arbeiders bedoeld in artikel 1 die op 1 juli 2010
of op elke latere datum, verbonden zijn via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van deze overeenkomst
met uitsluiting van de arbeidscontracten afgesloten in het kader van een specifiek opleidingsprogramma,
beroepsintegratie of beroepsreconversie, georganiseerd of ondersteund door de publieke instellingen,
of onder een studenten arbeidsovereenkomst, met de werkgevers die onder het toepassingsgebied van deze
collectieve arbeidsovereenkomst vallen, worden ambtshalve aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel.
HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de inrichter Art. 5. Het "Fonds 2e pijler PC 130
labeur", opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 is als inrichter van het sectoraal
pensioenstelsel aangeduid. HOOFDSTUK VI. - Aanduiding van de pensioeninstelling Art.
6. Als pensioeninstelling die het sectoraal pensioenstelsel zal uitvoeren, wordt AXA Belgium NV met
maatschappelijke zetel te 1170 Brussel, Vorstlaan 25, aangeduid. De beheersregels van het sectoraal
pensioenstelsel worden vastgelegd in een pensioenreglement dat als bijlage 1 is opgenomen bij en integraal
deel uitmaakt van de deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Toezichtscomité
Art. 7. Er wordt een toezichtscomité opgericht dat is samengesteld uit de effectieve leden
van de raad van beheer van het "Fonds 2e pijler PC 130 labeur". Dit toezichtscomité ziet toe
op de uitvoering van de pensioentoezegging en wordt in het bezit gesteld van het "transparantieverslag"
bedoeld in artikel 7, § 1 en de "verklaring inzake de beleggingsbeginselen" bedoeld in artikel
7, § 2 van het pensioenreglement nog vóór de mededeling ervan aan de inrichter. HOOFDSTUK
VIII. - Bijdrage Art. 8. § 1. De bijdrage die driemaandelijks verschuldigd is, wordt
per arbeider als volgt berekend : - Voor de jobs die uitsluitend in dagen worden aangegeven
: F x X / (13 x D), waarbij : F = het driemaandelijks bedrag van de bijdrage zoals bepaald
in artikel 8, § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. X = het aantal dagen aangegeven
als gegeven met betrekking tot de prestaties van het kwartaal in de DmfA, met uitzondering van de dagen
aangegeven conform de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22, 25, 26, 30,
72, 73, 74 (waarvan de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst),
en met uitzondering van de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding. D = het aantal dagen
per week van het arbeidsstelsel. - Voor de jobs die in dagen en uren worden aangegeven : F x
Z / (13 x U), waarbij : F = het driemaandelijks bedrag van de bijdrage zoals bepaald in artikel
8, § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Z = het aantal uren aangegeven als gegeven
met betrekking tot de prestaties van het kwartaal in de DmfA, met uitzondering van de uren aangegeven
conform de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22, 25, 26, 30, 72, 73, 74
(waarvan de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst), en met
uitzondering van de uren gedekt door een verbrekingsvergoeding. U = het gemiddelde aantal uren
per week van de referentiewerknemer. - Het resultaat van deze berekening mag in geen geval hoger
zijn dan het driemaandelijks bedrag van de forfaitaire bijdrage bepaald in artikel 8, § 2 van
deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De driemaandelijkse bijdrage aan het sectoraal
pensioenstelsel bedraagt 34,00 EUR per arbeider en dit met ingang van 1 juli 2010. Voor de arbeiders
die tijdens het derde trimester 2010 minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties
hebben in de sector zal bovenop de bijdrage voor het derde trimester 2010 een inhaalbijdrage bij de werkgevers
worden geïnd van 34,00 EUR voor elk van de drie volgende trimesters : het tweede trimester 2010, het
eerste trimester 2010 en het vierde trimester 2009. De inhaalbijdragen worden toegekend voor elk trimester
waarin de arbeider minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties heeft in de sector
en dit in verhouding tot de arbeidsdagen en arbeidsuren die werden gepresteerd of gelijkgesteld in het
derde trimester 2010 zoals bepaald in artikel 8, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Voor
de arbeiders die tijdens het vierde trimester 2010 minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties
hebben in de sector zal bovenop de bijdrage voor het vierde trimester 2010 een inhaalbijdrage bij de
werkgevers worden geïnd van 34,00 EUR voor elk van de drie volgende trimesters : het derde trimester
2009, het tweede trimester 2009 en het eerste trimester 2009. De inhaalbijdragen worden toegekend voor
elke trimester waarin de arbeider minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties heeft
in de sector en dit in verhouding tot de arbeidsdagen en arbeidsuren die werden gepresteerd of gelijkgesteld
in het vierde trimester 2010 zoals bepaald in artikel 8, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze
bijdrage van 34,00 EUR omvat de eventuele taksen, alle administratieve kosten, inclusief alle kosten
aangerekend door de pensioeninstelling en de inrichter en de RSZ bijdrage voor aanvullende pensioenen. §
3. Deze driemaandelijkse bijdrage wordt aangewend voor de financiering van de sectorale pensioentoezegging
en voor de kosten eraan verbonden. § 4. Elke werkgever die onder het toepassingsgebied
van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt, is gehouden tot de betaling van deze bijdrage welke geïntegreerd
is in de globale bijdrage die driemaandelijks verschuldigd is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage voor het sectoraal pensioenstelsel over aan de
inrichter. Vervolgens maakt de inrichter 29,67 EUR van deze bijdrage over aan de pensioeninstelling
voor de financiering van de aanvullende pensioentoezegging. Het saldo van 4,33 EUR wordt gebruikt voor
de werkingskosten van het "Fonds 2e pijler PC 130 labeur" en de RSZ bijdrage voor aanvullende pensioenen.
HOOFDSTUK IX. - Uitbetaling van de voordelen Art. 9. § 1. De voordelen voortvloeiende
uit het sectoraal pensioenstelsel zijn betaalbaar in geval van pensionering, vervroegde pensionering
of overlijden van de arbeider voor zijn pensionering, zoals voorzien in het als bijlage opgenomen pen-sioenreglement. De
voordelen voortvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel zijn eveneens betaalbaar vanaf de leeftijd
van 60 jaar in geval van brugpensionering voor zover de aangeslotene hiertoe het verzoek richt aan de
pensioeninstelling en dit zoals voorzien in het als bijlage opgenomen pensioenreglement. §
2. De modaliteiten en procedure van uitbetaling van de voordelen van het sectoraal pensioenstelsel worden
bepaald in het pensioenreglement opgenomen als bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK
X. - Uittreding Art. 10. De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt
geregeld overeenkomstig de bepalingen vermeld in het als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst
opgenomen pensioenreglement. HOOFDSTUK XI. - Duur van de overeenkomst Art. 11.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst en het aanvullend sectoraal pensioenstelsel treden in werking op
1 juli 2010. De collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan
worden opgezegd bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het
drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf mits inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.
Art. 12. De nietigheid of de onafdwingbaarheid van één der bepalingen van deze overeenkomst
brengt de geldigheid of de afdwingbaarheid van de overige bepalingen niet in het gedrang. Gezien
om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 december 2010. De Vice-Eerste Minister
en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET
Bijlage
1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-,
grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het sectoraal pensioenstelsel Sectoraal pensioen
ten gunste van de arbeiders van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf
(PC 130) Sectoraal pensioenreglement HOOFDSTUK I. - Instelling Afdeling
1. - Voorwerp Artikel 1. § 1. Het hierna volgende pensioenreglement wordt afgesloten
in uitvoering van artikel 6 van de collectieve overeenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal
pensioenstelsel. gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf
(PC 130). Dit reglement omvat de rechten en verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers,
van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, van de pensioeninstelling, de aansluitingsvoorwaarden, alsook
de regels inzake de uitvoering van het sectoraal pensioenstelsel. § 2. Dit reglement
is onderworpen aan de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel
van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en iedere latere wijziging
die de dwingende bepalingen van deze wet vervangt en/of aanvult. Afdeling 2. - Definities Art.
2. Voor de toepassing van dit pensioen-reglement wordt verstaan onder : 2.1. Aanvullend pensioen Het
rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na de pensionering, of de
daarmee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte
stortingen wordt toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling
vastgesteld pensioen. 2.2. Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen
door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst
van 1juli 2010 betreffende het sectoraal pensioenstelsel, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve
arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sectoraal pensioenstelsel. 2.3.
Pensioenstelsel Een collectieve pensioentoezegging. 2.4. Inrichter Het "Fonds
2e pijler PC 130 labeur". 2.5. Werkgever Elke werkgever die arbeiders tewerkstelt vallende
onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal
pensioenstelsel, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging
en coördinatie van het sectoraal pensioenstelsel. 2.6. Aangeslotene De arbeider die
behoort tot de categorie van het personeel waarvoor de inrichter het pensioenstelsel heeft ingevoerd
en die aan de aansluitings-voorwaarden van het pensioenreglement voldoet, alsook de gewezen arbeider
die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement. 2.7.
Arbeider Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt onder arbeider verstaan zowel de
arbeider, als de arbeidster. 2.8. Pensioeninstelling AXA Belgium, naamloze vennootschap
van verzekeringen toegelaten onder het nr. 0039 voor de verzekeringsverrichtingen leven en niet-leven
(koninklijk besluit van 4 juli 1979, Belgisch Staatsblad van 14 juli 1979) met maatschappelijke zetel
gevestigd te 1170 Brussel, Vorstlaan 25 werd aangeduid als pensioeninstelling die het sectoraal pensioenstelsel
uitvoert overeenkomstig artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende
het sectoraal pensioenstelsel -, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en)
tot wijziging en coördinatie van het sectoraal pensioenstelsel. 2.9. Uittreding De
beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de arbeider
geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever bedoeld in 2.5. 2.10. Verworven
prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement,
indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat. 2.11.
Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig
het pensioenreglement. 2.12. Pensioenleeftijd De pensioenleeftijd van de aangeslotene
is op 65 jaar vastgesteld. Blijft de aangeslotene in dienst van een werkgever na de leeftijd van 65 jaar
dan wordt de pensioenleeftijd telkenmale met één jaar verdaagd. De einddatum wordt vastgelegd op de eerste
dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene. Voor de arbeiders die toetreden
tot het plan na de leeftijd van 65 jaar wordt de pensioenleeftijd vastgesteld op leeftijd die de aangeslotene
zal hebben op de eerste verjaardag volgend op zijn aansluiting. Blijft de aangeslotene in dienst na deze
pensioenleeftijd, dan wordt de pensioenleeftijd telkenmale met één jaar verdaagd. De vervroegde
pensioenleeftijd van de aangeslotene is de leeftijd van de aangeslotene op het ogenblik van zijn pensionering
vóór zijn 65 jaar, met dien verstande dat de vervroegde pensioenleeftijd zich niet kan situeren vóór
de 60-jarige leeftijd van de aangeslotene. 2.13. Individuele rekening De binnen de
pensioeninstelling per aangeslotene voorziene rekening waarop de premie per actieve aangeslotene wordt
gestort. 2.14. Premievrijmaking Bij stopzetting van de premiebetaling wordt de individuele
rekening premievrij gemaakt. Onder de premievrijmaking van de individuele rekening wordt verstaan
dat de individuele rekening blijft voortduren voor de premievrije waarde. Deze premievrije waarde is
gelijk aan de prestaties die verzekerd blijven zonder dat nog een premie wordt betaald. 2.15.
Financieringsfonds Collectieve reserve die in het kader van het sectoraal pensioenstelsel bij
de pensioeninstelling wordt gevestigd. Afdeling 3. - Toezichtscomité Art. 3. Overeenkomstig
artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal pensioenstelsel,
alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie
van het sectoraal pensioenstelsel, wordt er een toezichtscomité opgericht dat is samengesteld uit de
effectieve leden van de raad van beheer van het "Fonds 2e pijler PC 130 labeur". Dit toezichtscomité
ziet toe op de uitvoering van de pensioentoezegging en wordt in het bezit gesteld van het transparantieverslag,
zoals bedoeld in artikel 7, § 1, van dit pensioenreglement en de verklaring inzake de beleggingsbeginselen
bedoeld in artikel 7, § 2, nog vóór de mededeling ervan aan de inrichter. HOOFDSTUK
II. - Verplichtingen van de inrichter, van de werkgever, van de aangeslotene en van de pensioeninstelling
Afdeling 1. - Verplichtingen van de inrichter Art. 4. § 1. Algemeen De
inrichter verbindt zich ten aanzien van de aangeslotenen alle inspanningen te doen die nodig zijn voor
een goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal
pensioenstelsel, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging
en coördinatie van het sectoraal pensioenstelsel. § 2. Betaling van de bijdrage aan de
pensioeninstelling. De driemaandelijkse bijdrage aan het sectoraal pensioenstelsel bedraagt
29,67 EUR per arbeider en dit met ingang van 1 juli 2010. - Voor de jobs die uitsluitend in
dagen worden aangegeven wordt dit forfaitair bedrag geproratiseerd in functie van de arbeidstijd door
vermenigvuldiging met X / (13 x D), waarbij : X = het aantal dagen aangegeven als
gegeven met betrekking tot de prestaties van het kwartaal in de DmfA, met uitzondering van de dagen aangegeven
conform de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22, 25, 26, 30, 72, 73, 74
(waarvan de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst), en met
uitzondering van de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding. D = het aantal dagen per week
van het arbeidsstelsel - Voor de jobs die in dagen en uren worden aangegeven wordt dit forfaitair
bedrag geproratiseerd in functie van de arbeidstijd door vermenigvuldiging met Z / (13 x U),
waarbij : Z = het aantal uren aangegeven als gegeven met betrekking tot de prestaties van het
kwartaal in de DmfA, met uitzondering van de uren aangegeven conform de codering van de gegevens van
arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22, 25, 26, 30,72, 73, 74 (waarvan de definitie opgenomen wordt in
bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst), en met uitzondering van de uren gedekt door een
verbrekingsvergoeding. U = het gemiddeld aantal uren per week van de referentiewerknemer. -
Het resultaat van deze berekeningen mag in geen geval hoger zijn dan het driemaandelijks bedrag van 29,67
EUR. Voor de arbeiders die tijdens het derde trimester 2010 minstens een gewerkte of gelijkgestelde
dag aan arbeidsprestaties hebben in de sector zal bovenop de bijdrage voor het derde trimester 2010 een
inhaalbijdrage bij de werkgevers worden geïnd van 29,67 EUR voor elk van de drie volgende trimesters
: het tweede trimester 2010, het eerste trimester 2010 en het vierde trimester 2009. De inhaalbijdragen
worden toegekend voor elke trimester waarin de arbeider minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan
arbeidsprestaties heeft in de sector en dit in verhouding tot de arbeidsdagen en arbeidsuren die werden
gepresteerd of gelijkgesteld in het derde trimester 2010 zoals bepaald in artikel 8, § 1 van deze
collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de arbeiders die tijdens het vierde trimester 2010 minstens
een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties hebben in de sector zal bovenop de bijdrage
voor het vierde trimester 2010 een inhaalbijdrage bij de werkgevers worden geïnd van 29,67 EUR voor elk
van de drie volgende trimesters : het derde trimester 2009, het tweede trimester 2009 en het eerste trimester
2009. De inhaalbijdragen worden toegekend voor elk trimester waarin de arbeider minstens een gewerkte
of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties heeft in de sector en dit in verhouding tot de arbeidsdagen
en arbeidsuren die werden gepresteerd of gelijkgesteld in het vierde trimester 2010 zoals bepaald in
artikel 8, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze bijdrage van 29,67 EUR
omvat de eventuele taksen en de administratieve kosten aangerekend door de pensioeninstelling op de bijdrage.
Deze bijdrage bevat niet de RSZ bijdrage voor aanvullende pensioenen en de kosten aangerekend door de
inrichter. § 3. Mededeling van gegevens aan de pensioeninstelling De pensioeninstelling
is enkel tot de uitvoering van haar verplichtingen jegens de aangeslotene gehouden, voor zover zij vanwege
de inrichter de nodige machtiging verkrijgt om van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid de volgende
gegevens te ontvangen en te consulteren : 1° naam, voorna(a)m(en), adres, geboortedatum, taalstelsel,
geslacht, burgerlijke staat en rijksregisternummer van de aangeslotene; 2° data van in- en uitdiensttreding
van een arbeider in/uit de sector; 3° de datum van overlijden; 4° arbeidstijdgegevens
(codes en aantal); 5° alle andere gegevens die voor de pensioeninstelling nodig zijn voor de
goede uitvoering van haar verplichtingen. De pensioeninstelling voert haar verbintenissen uit
op basis van de in haar bezit zijnde gegevens. § 4. Informatie aan de aangeslotene De
inrichter bezorgt aan de aangeslotene op diens eenvoudig verzoek het jaarlijks transparantieverslag bedoeld
in artikel 7, § 1, alsook de tekst van het pensioenreglement. Daarenboven verstrekt de
inrichter aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers op eenvoudig verzoek de
verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 7, § 2, evenals de jaarrekening en
het jaarverslag van de pensioeninstelling bedoeld in artikel 7, § 3. Afdeling 2. - Verplichtingen
van de werkgever Art. 5. § 1. Betaling van de bijdrage De bijdrage die driemaandelijks
verschuldigd is, wordt per arbeider als volgt berekend : - Voor de jobs die uitsluitend in
dagen worden aangegeven : F x X / (13 x D), waarbij : F = het driemaandelijks bedrag
van de bijdrage zoals bepaald in artikel 8, § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. X
= het aantal dagen aangegeven als gegeven met betrekking tot de prestaties van het kwartaal in de DmfA,
met uitzondering van de dagen aangegeven conform de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de
codes 4, 21, 22, 25, 26, 30, 72, 73, 74 (waarvan de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve
arbeidsovereenkomst), en met uitzondering van de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding. D
= het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel - Voor de jobs die in dagen en uren worden
aangegeven : F x Z / (13 x U), waarbij : F = het driemaandelijks bedrag van de bijdrage
zoals bepaald in artikel 8, § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Z = het aantal
uren aangegeven als gegeven met betrekking tot de prestaties van het kwartaal in de DmfA, met uitzondering
van de uren aangegeven conform de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22,
25, 26, 30, 72, 73, 74 (waarover de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst),
en met uitzondering van de uren gedekt door een verbrekingsvergoeding. U = het gemiddeld aantal
uren per week van de referentiewerknemer. - Het resultaat van deze berekening mag in geen geval
hoger zijn dan het driemaandelijks bedrag van de forfaitaire bijdrage hieronder bepaald. De
driemaandelijkse bijdrage aan het sectoraal pensioenstelsel bedraagt 34,00 EUR per arbeider en dit met
ingang van 1 juli 2010. Voor de arbeiders die tijdens het derde trimester 2010 minstens een
gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties hebben in de sector zal bovenop de bijdrage voor
het derde trimester 2010 een inhaalbijdrage bij de werkgevers worden geïnd van 34,00 EUR voor elk van
de drie volgende trimesters : het tweede trimester 2010, het eerste trimester 2010 en het vierde trimester
2009. De inhaalbijdragen worden toegekend voor elke trimester waarin de arbeider minstens een gewerkte
of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties heeft in de sector en dit in verhouding tot de arbeidsdagen
en arbeidsuren die werden gepresteerd of gelijkgesteld in het derde trimester 2010 zoals bepaald in artikel
8, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de arbeiders die tijdens het vierde
trimester 2010 minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties hebben in de sector
zal bovenop de bijdrage voor het derde trimester 2010 een inhaalbijdrage bij de werkgevers worden geïnd
van 34,00 EUR voor elk van de drie volgende trimesters : het derde trimester 2009, het tweede trimester
2009 en het eerste trimester 2009. De inhaalbijdragen worden toegekend voor elke trimester waarin de
arbeider minstens een gewerkte of gelijkgestelde dag aan arbeidsprestaties heeft in de sector en dit
in verhouding tot de arbeidsdagen en arbeidsuren die werden gepresteerd of gelijkgesteld in het vierde
trimester 2010 zoals bepaald in artikel 8, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze
bijdrage van 34,00 EUR omvat de eventuele taksen, alle administratieve kosten, inclusief alle kosten
aangerekend door de pensioeninstelling en de inrichter en de RSZ bijdrage voor aanvullende pensioenen. Deze
bijdrage voor het sectoraal pensioenstelsel is geïntegreerd in de globale bijdrage die driemaandelijks
aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is verschuldigd. § 2. Mededeling van gegevens
aan de inrichter De werkgever is ertoe gehouden aan de inrichter, op diens eenvoudig verzoek,
alle nodige gegevens en inlichtingen mee te delen die deze laatste nodig acht voor de goede uitvoering
van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal pensioenstelsel, alsook
- in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het
sectoraal pensioenstelsel. Afdeling 3. - Verplichtingen van de aangeslotene Art.
6. § 1. Algemeen De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van dit pensioenreglement. §
2. Mededeling van inlichtingen en gegevens De aangeslotene machtigt de inrichter en de werkgever
alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor de opmaak en de uitvoering van de individuele rekeningen. In
voorkomend geval verstrekt de aangeslotene of bij overlijden van de aangeslotene, de begunstigde(n) aan
de inrichter op zijn eenvoudig verzoek de gegevens die nodig zouden zijn voor de uitvoering van het aanvullend
sectoraal pensioenstelsel. Afdeling 4. - Verplichtingen van de pensioeninstelling Art.
7. § 1. Jaarlijks transparantieverslag De pensioeninstelling stelt jaarlijks een transparantieverslag
op omtrent het beheer van de pensioentoezegging dat volgende informatie bevat : 1° de financieringswijze
van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen hierin; 2° de beleggingsstrategie op
lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; 3°
het rendement van de beleggingen; 4° de kostenstructuur; 5° de winstdeling. Dit
transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt
aan de aangeslotene. § 2. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen De pensioeninstelling
stelt een schriftelijke verklaring op met de beginselen van haar beleggingsbeleid. Zij herziet deze verklaring
tenminste om de drie jaar en onverwijld na elke belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid en deelt
ze samen met het transparantierapport mee. Deze verklaring omvat de toegepaste wegingmethoden
voor beleggingsrisico's, de risicobeheerprocedures en de strategische spreiding van de activa in het
licht van de aard en de duur van de pensioenverplichtingen. De verklaring inzake de beleggingsbeginselen
wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen,
hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers. § 3. Jaarrekening en jaarverslag van de
pensioeninstelling De pensioeninstelling houdt haar jaarrekening en jaarverslag ter beschikking
van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun
vertegenwoordigers. § 4. driemaandelijkse aanpassing van de individuele rekeningen De
bijdragen zijn driemaandelijks betaalbaar door de inrichter aan de pensioeninstelling op de eerste dag
van elk trimester, met dien verstande dat de eerste bijdrage verschuldigd is op de eerste dag van de
eerste maand van het tweede trimester volgend op het trimester van aansluiting van de aangeslotene. Elk
trimester gaat de pensioeninstelling over tot de aanpassing van de individuele rekeningen van de aangeslotenen
op basis van de gegevens die de pensioeninstelling op dat ogenblik heeft ontvangen van de Kruispuntbank
voor Sociale Zekerheid met betrekking tot de arbeidsprestaties van het tweede trimester voorafgaand aan
het betrokken trimester. § 5. Informatie aan de aangeslotenen 5.1. De jaarlijkse
pensioenfiche Jaarlijks bezorgt de pensioeninstelling aan elke aangeslotene, met uitzondering
van de rentegenieters en de uitreders zonder verworven rechten, een pensioenfiche waarop de volgende
gegevens worden vermeld : 1° het bedrag van de verworven reserves met vermelding van het bedrag
dat overeenstemt met de waarborgen bedoeld in artikel 24 van de wet van 28 april 2003 betreffende de
aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen
inzake sociale zekerheid; 2° het bedrag van de verworven prestaties en de datum waarop deze
opeisbaar zijn; 3° de variabele elementen waarmee bij de berekening van de bedragen onder 1°
en 2° wordt rekening gehouden; 4° het bedrag van de verworven reserves van het vorige jaar; 5°
het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de waarborg bedoeld in artikel 24 van
de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen
en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid; 6° het bedrag van de winstdeling
toegekend aan de individuele rekening, zoals bepaald in artikel 13; 7° eventuele andere gegevens,
zoals deze met gemeenschappelijk akkoord van het toezichtscomité en van de pensioeninstelling zijn bepaald. De
pensioeninstelling deelt aan alle aangeslotenen aan de hand van de jaarlijkse pensioenfiche eveneens
het bedrag van de te verwachten bruto rente, zonder indexering en zonder overdraagbaarheid, op de pensioenleeftijd
mee. Voor wat betreft de actieve arbeiders, wordt er hierbij van uitgegaan dat de huidige premies verder
worden gestort. Voor de gewezen arbeiders worden de verworven reserves gekapitaliseerd aan de minimale
rentevoet conform de bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en
het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. Deze
mededeling geldt niet als kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen. 5.2. Informatie
bij uittreding van de aangeslotene Na de mededeling van de uittreding van een aangeslotene aan
de pensioeninstelling deelt deze laatste aan de betrokken aangeslotene de gegevens mee zoals voorzien
in 1.3. van artikel 16, § 1 (het bedrag van de verworven reserves en van de verworven prestaties,
de keuzemogelijkheden van de aangeslotene). § 6. Uitbetaling van de voordelen Na
ontvangst van de aanvragen tot uitbetaling van de gewaarborgde prestaties gaat de pensioeninstelling
over tot de berekening van het verschuldigde bruto bedrag van de uitkeringen, overeenkomstig de modaliteiten
bepaald in de artikelen 14 en 15, alsook van het netto bedrag. De pensioeninstelling staat in
voor het verrichten van de fiscale en sociale inhoudingen op de uitkeringen, voor de uitbetaling van
de netto bedragen aan de aangeslotenen of aan de begunstigde(n) bedoeld in 2.2.1. van artikel 14, evenals
voor de opstelling van de verschillende aangiftes. HOOFDSTUK III. - Beschrijving van het sectoraal
pensioenstelsel Afdeling 1. - Aansluiting Art. 8. § 1. Verplichte aansluiting De
aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel is verplicht voor alle arbeiders in dienst bij een werkgever
vallend onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende
het sectoraal pensioenstelsel, bedoeld in 2.5. van artikel 2, op 1 juli 2010, of later, en dit ongeacht
de aard van de arbeidsovereenkomst met uitsluiting van de arbeidscontracten afgesloten in het kader van
een specifiek opleidingsprogramma, beroepsintegratie of beroepsreconversie, georganiseerd of ondersteund
door de publieke instellingen, of onder een studenten arbeidsovereenkomst. § 2. Ogenblik
van de aansluiting De aansluiting heeft plaats op de dag waarop de arbeider aan de aansluitingsvoorwaarden
voldoet en ten vroegste op 1 juli 2010. § 3. Arbeiders die in dienst blijven na de leeftijd
van 65 jaar De arbeiders die na hun 65ste in dienst blijven van een werkgever bedoeld in 2.5.
van artikel 2 blijven bij het aanvullend pensioenplan aangesloten en kunnen aanspraak maken op verworven
reserves en prestaties voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 12, § 1. Afdeling
2. - Gewaarborgde prestaties Art. 9. Het huidig pensioenreglement waarborgt, in aanvulling
op de wettelijke sociale zekerheidsregeling inzake pensioen, een voordeel betaalbaar : - aan
de aangeslotene, in leven op de pensioenleeftijd; - aan de begunstigde(n) bedoeld in 2.2.1.
van artikel 14, in geval van overlijden van de aangeslotene vóór de pensioenleeftijd. Afdeling
3. - Bijdrage Art. 10. § 1. De driemaandelijkse bijdrage aan het sectoraal pensioenstelsel
wordt gedefinieerd in hoofdstuk II, afdeling 1, artikel 5, § 1 van huidige bijlage. §
2. Iedere werkgever die onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli
2010 valt, dient deze bijdrage te betalen, die opgenomen wordt in de globale bijdrage die elk trimester
verschuldigd is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid stort
deze bijdrage door aan het sectorale pensioenstelsel van de inrichter. De inrichter maakt de
bijdrage bestemd voor de financiering van de pensioentoezegging en gedefinieerd in hoofdstuk II, afdeling
1, artikel 4, § 2 van huidige bijlage, over aan de pensioeninstelling bij wijze van voorschot. De
pensioeninstelling stort deze voorschotten in het financieringsfonds. § 3. Op basis van
de gegevens meegedeeld door de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid berekent de pensioeninstelling elk
trimester de premie die op het contract gestort wordt voor elke actieve arbeider van de sector. Deze
premie wordt vermeerderd met de interest die voortvloeit uit de kapitalisatie van premie tegen de rentevoet
waarin het tarief van de pensioeninstelling voorziet. Deze premie, vermeerderd met de interest
waarvan sprake in de vorige alinea, wordt uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening
van de actieve aangeslotene geplaatst met als waardedatum de eerste dag van de eerste maand van het tweede
trimester volgend op het meest recent trimester waarop de nieuw ontvangen arbeidsgegevens betrekking
hebben. Indien de waarde van het financieringsfonds, gestijfd door de voorschotten en door de
toegekende interesten, kleiner is dan de som van deze individuele premies, betaalt de inrichter het saldo
aan de pensioeninstelling. Afdeling 4. - Verzekeringscombinatie Art. 11. De jaarlijkse
pensioenpremies worden aangewend als opeenvolgende koopsommen voor een verzekeringsbewerking van het
type "Uitgesteld Kapitaal met Terugbetaling van het Spaartegoed" dat voorziet in de uitkering van een
kapitaal bij leven op de pensioenleeftijd of van een kapitaal gelijk aan de theoretische afkoopwaarde
bij overlijden voor de pensioenleeftijd. De verzekerde prestaties evolueren in functie van de
gestorte premies en van de tarificatie van kracht op het ogenblik dat de premie op de individuele rekening
wordt gestort. Afdeling 5. - Verworven reserves en verworven prestaties Art. 12.
§ 1. Verworven rechten 1.1. Om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties
dient de arbeider gedurende een al dan niet onderbroken periode van 12 maanden bij het sectoraal pensioenstelsel
te zijn aangesloten. Indien aan deze minimale aansluitingstermijn niet is voldaan op het ogenblik
van de uittreding, de vervroegde pensionering of de brugpensionering van de aangeslotene wordt de individuele
rekening premievrij gemaakt. 1.2. Indien aan de minimale aansluitingstermijn niet is voldaan
op het ogenblik van het pensioen of het vervroegd pensioen van de arbeider die eerder was uitgetreden
of zijn brugpensioen heeft genomen, worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening in het financieringsfonds,
bedoeld in artikel 17, gestort. Indien aan de minimale aansluitingstermijn niet is voldaan op
het ogenblik van het pensioen of het vervroegd pensioen voor een arbeider tewerkgesteld bij een werkgever
bedoeld in 2.5. van artikel 2 dan worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening aan de tewerkgestelde
arbeider uitgekeerd. Indien aan de minimale aansluitingstermijn niet is voldaan op het ogenblik
van het brugpensioen na 1 juli 2010 en vóór 1 juli 2011 voor een arbeider tewerkgesteld bij een werkgever
bedoeld in 2.5. van artikel 2 dan worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening aan deze arbeider
uitgekeerd, maar ten vroegste vanaf de leeftijd van 60 jaar. Bij overlijden vóór de pensioenleeftijd
van een arbeider, worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening aan de begunstigde(n) uitgekeerd. 1.3.
Indien een arbeider, nadat aan hem de krachtens dit pensioenreglement gewaarborgde prestaties werden
uitgekeerd ingevolge zijn (vervroegde) pensionering, brugpensionering of nadat zijn verworven reserves
werden overgedragen conform artikel 16 ten gevolge van zijn uittreding, opnieuw in dienst treedt bij
een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2, dan wordt hij als een nieuwe aangeslotene beschouwd, en
dient deze om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties overeenkomstig het huidig
pensioenreglement, opnieuw te voldoen aan de minimale aansluitingstermijn bedoeld in 1.1. van dit artikel. §
2. Individuele rekening De individuele rekening geeft geen recht op voorschotten, noch op pandgevingen. Evenmin
kan de uitbetaling van de individuele rekening worden opgevraagd zolang de aangeslotene in dienst is
van een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2, behalve op 65 jaar. § 3. Gewaarborgd
minimumrendement De aangeslotene, in zoverre deze voldoet aan de voorwaarden voorzien in §
1 van dit artikel, heeft bij zijn uittreding, pensionering of bij de opheffing van het sectoraal pensioenstelsel
recht op de in toepassing van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en hun fiscaal
stelsel alsook dat van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, gewaarborgde minimum bedragen. Indien
zich op het ogenblik van de uittreding, de pensionering of de opheffing van het sectoraal pensioenstelsel
zich een tekort zou voordoen ten opzichte van de gewaarborgde minimumbedragen bedoeld in de voorgaande
leden, zal de inrichter, deze tekorten aanzuiveren. Afdeling 6. - Winstdeling Art.
13. Er wordt een winstdeling toegekend overeenkomstig het winstdelingsreglement van het afgezonderd
fonds "Corporate Fund" van de pensioeninstelling. De pensioeninstelling stelt de aangeslotenen
aan de hand van de pensioenfiche jaarlijks in kennis van het bedrag van de door hen verworven winstdeling. Afdeling
7. - Uitbetalingvorm en uitbetaling van de voordelen Art. 14. § 1. Uitbetalingvorm
van de voordelen 1.1. Zowel het voordeel bij leven, als het voordeel bij overlijden worden in
kapitaal uitbetaald. 1.2. De aangeslotene, of in geval van overlijden, zijn rechthebbende(n)
heeft (hebben) evenwel het recht om de omvorming van het kapitaal in een rente te vragen. 1.3.
Van het recht om een uitkering in rente in plaats van in kapitaal te vragen wordt de aangeslotene door
de inrichter in kennis gesteld twee maanden vóór de pensionering. In geval van vervroegde pensionering
van de aangeslotene brengt de inrichter de aangeslotene van dit recht op de hoogte binnen de 2 weken
nadat de inrichter door de aangeslotene van de vervroegde pensionering op de hoogte is gebracht. In
geval van overlijden van de aangeslotene vóór het bereiken van de pensioenleeftijd brengt de inrichter
de begunstigde(n) van dit recht op de hoogte binnen de 2 weken nadat de inrichter door de begunstigde(n)
van het overlijden schriftelijk in kennis werd gesteld. 1.4. De omvorming in rente is evenwel
niet mogelijk indien het jaarlijks bedrag van de te betalen rente niet meer bedraagt dan 500,00 EUR.
Dit bedrag van 500,00 EUR wordt exeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen. 1.5.
Opdat de uitkering in rente zou gebeuren, dient (dienen) de aangeslotene of de begunstigde(n) de keuze
voor een uitkering in rente aan te duiden op het aangifteformulier, zoals voorzien in 2.1.1. en 2.2.2.
van dit artikel. Bij gebreke aan deze schriftelijke aanduiding van keuze gebeurt de uitkering
aan de aangeslotene of aan de begunstigde(n) in kapitaal. § 2. Uitbetaling van de voordelen 2.1.
Uitbetaling van de voordelen bij leven 2.1.1. Op de normale pensioenleeftijd en op de vervroegde
pensioenleeftijd of vanaf de leeftijd van 60 jaar in geval van brugpensioen. Om van het voordeel
bij leven te kunnen genieten dient de aangeslotene het aangifteformulier, ingevuld en ondertekend, aan
de inrichter over te maken, vergezeld van de volgende documenten : - een recto verso fotokopie
van de identiteitskaart; - een fotokopie van de aanvraag van het (vervroegd) pensioen of een
fotokopie van het C4-formulier-brugpensioen. 2.1.2. Van zodra de inrichter het aangifteformulier
met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij dit formulier, na ondertekening en eventuele
aanvulling, samen met de betrokken documenten over aan de pensioeninstelling. 2.1.3. Na de ontvangst
van het formulier en de bijhorende documenten gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de
premies op basis van de raming bepaald in artikel 15. De bijkomende premies nodig voor de opbouw
van de uitkering worden uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening geplaatst. 2.1.4.
De pensioeninstelling gaat over tot de uitbetaling van de voordelen aan de aangeslotene volgens de aanduiding
van zijn keuze voor een uitkering in kapitaal, dan wel in rente. De pensioeninstelling bezorgt
aan de aangeslotene een vereffeningafrekening met de vermelding van de bruto en netto bedragen van het
kapitaal of van de rente, alsook van de fiscale en parafiscale inhoudingen die door de pensioeninstelling
worden verricht. De voordelen bij leven zijn in principe betaalbaar vanaf 1 januari 2011, maar
ten vroegste drie maanden na de ontvangst van het eerste geïnformatiseerd data bestand van de Kruispuntbank
voor Sociale Zekerheid. Eénmaal per maand stelt de pensioeninstelling de inrichter in kennis
van de uitbetalingen verricht in de voorgaande maand. 2.2. Uitbetaling van de voordelen bij
overlijden 2.2.1. In geval van overlijden van de aangeslotene of van de tewerkgestelde arbeider
vóór het bereiken van de pensioenleeftijd, worden, ongeacht de oorzaak, de omstandigheden of de plaats
van het overlijden, de prestaties uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende rangorde
: 1. Bij ontstentenis van een aangeduide persoon, de noch uit de echt, noch van tafel en bed
gescheiden echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner van de aangeslotene. De aanduiding
van de natuurlijke persoon of personen moet door middel van het formulier "Aanduiding van begunstigde"
te bekomen bij de inrichter gedaan worden. Dit formulier dient de aangeslotene, na invulling en ondertekening,
bij aangetekend schrijven, aan de pensioeninstelling over te maken; 2. bij ontstentenis, aan
de kinderen van de aangeslotene, per gelijke delen; is een kind van de aangeslotene vooroverleden, dan
komt het aandeel van dat kind per gelijke delen toe aan zijn kinderen; bij ontstentenis, per gelijke
delen onder de andere kinderen van de aangeslotene; het kind is degene waarvan de verwantschap ten opzichte
van zijn rechtsvoorganger rechtsgeldig is vastgesteld, en dit ongeacht de wijze van vaststelling van
de verwantschap; 3. bij ontstentenis, aan de ouders van de aangeslotene, per gelijke delen,
bij ontstentenis aan één van hen, aan de overlevende; 4. bij ontstentenis, aan de grootouders
van de aangeslotene, per gelijke delen; bij ontstentenis van één van hen, aan de overlevende; 5.
bij ontstentenis, aan de broers en de zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; bij ontstentenis
van één van hen, aan zijn of haar kinderen; bij ontstentenis daaraan, aan de andere broers of zusters
van de aangeslotene, per gelijke delen; 6. bij ontstentenis, aan de andere wettige erfgenamen
van de aangeslotene, per gelijke delen, met uitsluiting van de Staat; 7. bij ontstentenis van
de voormelde begunstigde(n) worden de prestaties bij overlijden in het financieringsfonds gestort. 2.2.2.
Opdat de pensioeninstelling tot de uitkering zou kunnen overgaan, dient de begunstigde(n) het aangifteformulier,
ingevuld en ondertekend, aan de inrichter over te maken, vergezeld van de volgende documenten : -
een uittreksel uit de overlijdensakte; - een recto verso fotokopie van de identiteitskaart van
de begunstigde(n); - een fotokopie van de S.I.S.-kaart van de begunstigde(n); - een
akte van bekendheid die de hoedanigheid en de rechten van de begunstigde(n) vermeldt; indien geen aanwijzing
bij naam van de begunstigde(n) gebeurde en de begunstigde niet de langstlevende echtgeno(o)t(e) is; voor
zover de inrichter de informatie van deze documenten al niet in zijn bezit had. De pensioeninstelling
kan aan de begunstigde(n) desgevallend bijkomende documenten vragen die zij nodig heeft om tot de uitkering
te kunnen overgaan. Indien de voordelen bij overlijden niet binnen de drie jaar na het overlijden
van de aangeslotene door de rechthebbende(n) worden opgevraagd, worden deze voordelen in het financieringsfonds
gestort. Van zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen,
maakt hij dit formulier samen met de betrokken documenten over aan de pensioeninstelling. 2.2.3.
Na de ontvangst van het formulier en de bijhorende documenten gaat de pensioeninstelling over tot de
berekening van de premies op basis van de raming bepaald in artikel 15. De bijkomende premies
nodig voor de opbouw van de uitkering worden uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening
geplaatst. 2.2.4. De pensioeninstelling gaat over tot de uitbetaling van de voordelen aan de
begunstigde(n) volgens de aanduiding van zijn keuze voor een uitkering in kapitaal, dan wel in rente. De
pensioeninstelling bezorgt aan de begunstigde(n) een vereffeningafrekening met de vermelding van de bruto
en netto bedragen van het kapitaal of van de rente, alsook de fiscale en de parafiscale inhoudingen die
door de pensioeninstelling worden verricht. De voordelen bij overlijden zijn in principe betaalbaar
vanaf 1 januari 2011, maar ten vroegste drie maanden na de ontvangst van het eerste geïnformatiseerd
data bestand van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid. Eénmaal per maand stelt de pensioeninstelling
de inrichter in kennis van de uitbetalingen verricht in de voorgaande maand. Afdeling 8. -
Berekening van de premie op het ogenblik van de uitbetaling van de voordelen Art. 15. Indien
de gegevens betreffende kwartalen voorafgaand aan de (vervroegde) pensionering of het overlijden van
de arbeider door de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid niet aan de pensioeninstelling kunnen worden
meegedeeld, gebeurt de berekening van de bijdrage op basis van een geraamde tewerkstelling overeenkomstig
de volgende formule : - Voor de jobs die uitsluitend in dagen worden aangegeven : bijdrage
betreffende de ontbrekende periode = n/365 * A * X / (4*13*D) waarbij : n
= het aantal dagen tussen het einde van de laatste periode waarvoor tewerkstellingsgegevens werden meegedeeld
en de datum van het overlijden of het (vervroegd) pensioen overeenstemmend met de ontbrekende kwartalen
(geheel getal). A = 4 maal de driemaandelijkse bijdrage zoals gedefinieerd in artikel 4, §
2 van huidig pensioenreglement. X = het aantal dagen aangegeven als gegeven met betrekking tot
de prestaties van de 4 laatste trimesters in de DmfA, met uitzondering van de dagen aangegeven conform
de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22, 25, 26, 30, 72, 73, 74 (waarvan
de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst), en met uitzondering
van de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding. Indien de arbeider op datum van uittreding, overlijden
of pensionering nog geen 4 volledige trimesters aangesloten was, worden de arbeidsprestaties van de periode
waarin hij wel aangesloten was pro rata temporis omgezet naar de arbeidsprestaties voor 4 trimesters. D
= het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel. - Voor de jobs die in dagen en uren worden
aangegeven : bijdrage betreffende de ontbrekende periode = n/365 * A * Z / (4*13*U)
waarbij : n = het aantal dagen tussen het einde van de laatste periode waarvoor tewerkstellingsgegevens
werden meegedeeld en de datum van het overlijden of het (vervroegd) pensioen overeenstemmend met de ontbrekende
kwartalen (geheel getal). A = 4 maal de driemaandelijkse bijdrage zoals gedefinieerd in artikel
4, § 2 van huidig pensioenreglement. Z = het aantal uren aangegeven als gegeven met betrekking
tot de prestaties van de 4 laatste trimesters in de DmfA, met uitzondering van de dagen aangegeven conform
de codering van de gegevens van arbeidstijd, onder de codes 4, 21, 22, 25, 26, 30, 72, 73, 74 (waarvan
de definitie opgenomen wordt in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst), en met uitzondering
van de uren gedekt door een verbrekingsvergoeding. Indien de arbeider op datum van uittreding, overlijden
of pensionering nog geen 4 volledige trimesters aangesloten was, worden de arbeidsprestaties van de periode
waarin hij wel aangesloten was pro rata temporis omgezet naar de arbeidsprestaties voor 4 trimesters. U
= het gemiddelde aantal uren per week van de referentiewerknemer. Afdeling 9. - Uittreding
Art. 16. § 1. Procedure 1.1. De aangeslotene stelt de inrichter schriftelijk
in kennis van zijn uittreding. 1.2. Driemaandelijks zoekt de pensioeninstelling de uittredingen
op, op basis van de gegevens meegedeeld door de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid. De
opzoeking van de uittredingen door de pensioeninstelling zal gebeuren vanaf 1 januari 2011, maar ten
vroegste drie maanden na de ontvangst van het eerste geïnformatiseerd data bestand van de Kruispuntbank
voor Sociale Zekerheid. 1.3. Binnen de 30 dagen na deze opzoeking door de pensioeninstelling
of de in kennis stelling van de aangeslotene, deelt de aangeslotene aan de inrichter volgende gegevens
mee : 1) het bedrag van de verworven reserves, eventueel aangevuld tot het bedrag van de minimumwaarborg,
zoals vermeld in artikel 12, § 3; 2) het bedrag van de verworven prestaties; 3)
de verschillende keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt, zoals bepaald in punt 1.4. van
dit artikel. 1.4. Binnen de 30 dagen na de mededeling van deze gegevens dient de aangeslotene
de inrichter schriftelijk mee te delen welke van de hierna vermelde keuzemogelijkheden in verband met
zijn verworven reserves - eventueel aangevuld tot het bedrag van de minimumwaarborg, zoals vermeld in
artikel 12, § 3, hij wenst uit te oefenen : 1) behoud bij de pensioeninstelling; 2)
overdracht naar de pensioeninstelling van de nieuwe inrichter, voor zover hij bij de pensioentoezegging
van die inrichter wordt aangesloten; 3) overdracht naar een pensioeninstelling die de totale
winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten volgens de regels vastgesteld
door de Koning beperkt. Indien de aangeslotene de termijn van 30 dagen heeft laten verstrijken,
wordt hij geacht te hebben gekozen voor de mogelijkheid vermeld in punt 1. Evenwel kan de aangeslotene,
na het verstrijken van deze termijn van 30 dagen, ten allen tijde alsnog vragen om zijn reserves over
te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in punten 2 en 3. § 2. Overdracht van de
verworven reserves 2.1. Wanneer de aangeslotene opteert voor de overdracht van zijn verworven
reserves, voert de pensioeninstelling deze overdracht uit binnen een maand na de mededeling van zijn
keuze. 2.2. De overdracht van de verworven reserves door de pensioeninstelling gebeurt met een
unieke betaling, berekend op basis van dezelfde ramingen dan deze beschreven in artikel 15, §
1 van deze overeenkomst voor de gegevens betreffende de ontbrekende kwartalen. In geval van
vertraging van de overdracht van de verworven reserves wordt het overgedragen bedrag verhoogd met de
wettelijke intresten voor de periode die de termijn van 1 maand, bedoelt in de voorgaande alinea, overschrijdt. Afdeling
10. - Financieringsfonds Art. 17. § 1. Principe Er wordt een financieringsfonds
opgericht met het oog op het financieren van de lasten van de inrichter voortvloeiende uit dit pensioenreglement. Dit
financieringsfonds wordt door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve beheerd. §
2. Financiering Het financieringsfonds wordt gefinancierd door : - de maandelijkse
voorschotten op de bijdrage, zoals bepaald in artikel 10, § 1; - de opgebouwde reserves
tijdens de periode die niet beantwoordt aan de minimale aansluitingsperiode van 12 maanden, zoals voorzien
in 1.3. van artikel 12; - de stortingen van de inrichter bestemd om de activa van het financieringsfonds
aan te vullen; - de interest voortvloeiende uit het beheer van het financieringsfonds. Afdeling
11. - Niet-betaling van de voorschotten en de bijdragen Art. 18. § 1. Procedure Alle
voorschotten en bijdragen die in uitvoering van het huidig pensioenreglement verschuldigd zijn, dienen
door de inrichter aan de pensioeninstelling te worden gestort binnen de daartoe voorziene termijnen,
zoals bepaald in artikel 4, § 2. In geval van niet-betaling van deze voorschotten en
bijdragen wordt de inrichter, ten vroegste 30 dagen na het verstrijken van deze termijnen, bij aangetekend
schrijven door de pensioeninstelling in gebreke gesteld waarbij de inrichter op de gevolgen van de niet-betaling
wordt gewezen. Indien binnen de 30 dagen na deze ingebrekestelling de inrichter niet overgaat
tot betaling van de ontbrekende bedragen, dan zal de pensioeninstelling binnen de daarop volgende 30
dagen iedere actieve aangeslotene van deze niet-betaling bij gewoon schrijven in kennis stellen. §
2. Gevolgen voor de individuele rekeningen De individuele rekeningen worden premievrij gemaakt.
Zij blijven verder onderworpen aan het onderhavig pensioenreglement en delen verder in de winst. Zij
zullen slechts opnieuw worden gestijfd wanneer de inrichter aan de pensioeninstelling alle inlichtingen
heeft bezorgd die nodig zijn voor de verdeling van de gelden en de inrichter het financieringsfonds dermate
heeft aangevuld dat hieruit alle gelden kunnen worden geput die nodig zijn om op de individuele rekeningen
te plaatsen. In het tegenovergestelde geval blijven de gelden in het financieringsfonds alwaar
zij verder interest opleveren. § 3. Terug in werking stellen van de individuele rekeningen De
inrichter mag vragen dat de individuele rekeningen die wegens de niet-betaling van de voorschotten en
de bijdragen premievrij werden gemaakt, terug in werking worden gesteld. Iedere teruginwerkingstelling
die meer dan 3 jaar na de datum van de premievrijmaking van de individuele rekeningen wordt gevraagd,
is onderworpen aan het voorafgaandelijk akkoord van de pensioeninstelling. Het terug in werking
stellen van de individuele rekeningen gebeurt door de bijdragen aan te passen rekening houdend met de
theoretische afkoopwaarde van de individuele rekeningen op het ogenblik van het terug in werking stellen. Afdeling
12. - Fiscale bepalingen Art. 19. Overeenkomstig artikel 59 van het Wetboek Inkomstenbelastingen
1992, het pensioen voortvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel, winstdeling inbegrepen, vermeerderd
met : - het wettelijk pensioen naar aanleiding van de pensionering; - de andere buitenwettelijke
uitkeringen van dezelfde aard, doch met uitzondering van de individuele levensverzekering en het pensioensparen,
uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan 80 pct. van de laatste normale bruto jaarbezoldiging,
rekening houdend met een normale duurtijd van de beroepactiviteit. De normale duurtijd van de
beroepsactiviteit is op 40 jaar vastgesteld. De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de
bruto jaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden
beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar vóór zijn op pensioenstelling
waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend. Afdeling 13. - "Onthaalstructuur"
plan Art. 20. Er wordt een "Onthaalstructuur" plan ingevoerd bij de pensioeninstelling. Het
is bestemd om de reserves te ontvangen van de contracten van de aangeslotenen bij een voorzorgsplan of
bij een pensioenovereenkomst van hun vorige werkgever die, bij hun toetreding tot deze pensioentoezegging,
kiezen voor de overdracht van hun verworven reserves naar het "Onthaalstructuur" plan. Het "Onthaalstructuur"
plan wordt geregeld door algemene voorwaarden die onder andere de aangeslotenen bepalen en door bijzondere
voorwaarden van de individuele contracten uitgegeven in het kader van dit plan. Deze contracten
worden uitgegeven in de verzekeringscombinatie "uitgesteld kapitaal met terugbetaling van het spaartegoed"
die voorziet in de storting van een kapitaal in geval van leven op de pensioenleeftijd of een kapitaal
gelijk aan de theoretische afkoopwaarde in geval van overlijden vóór de pensioenleeftijd. De
afloop van deze contracten is vastgesteld op 65 jaar van de aangeslotene. Afdeling 14. - Beëindiging
of wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal pensioenstelsel-
Gevolgen voor het sectoraal pensioenstelsel Art. 21. § 1. Wijziging of opheffing van
de sectorale pensioentoezegging Dit pensioenreglement is afgesloten in uitvoering van artikel
6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2010 betreffende het sectoraal pensioenstelsel, alsook
- in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het
sectoraal pensioenstelsel. Indien en in de mate dat deze collectieve arbeidsovereenkomst met
betrekking tot de pensioentoezegging wordt gewijzigd of opgezegd, zal ook het pensioenreglement worden
gewijzigd of stopgezet. In geval van opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1
juli 2010 betreffende het sectoraal pensioenstelsel, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve
arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sectoraal pensioenstelsel, stelt de inrichter
de pensioeninstelling hiervan onmiddellijk in kennis opdat deze laatste de aangeslotenen bij gewoon schrijven
in kennis zou kunnen stellen van de opheffing van de pensioentoezegging en haar gevolgen. In
geval van opheffing van de pensioentoezegging worden individuele rekeningen van de aangeslotenen premievrij
gemaakt en blijven deze delen in de winst. Bij de opheffing van de pensioentoezegging mag het
financieringsfonds noch aan de inrichter, noch aan de werkgevers, noch geheel, noch gedeeltelijk, worden
teruggestort. Het financieringsfonds wordt ten gunste van de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters,
in verhouding tot hun opgebouwde reserves verdeeld. § 2. Wijziging van pensioeninstelling In
zoverre bij collectieve arbeidsovereenkomst van het paritair comité voor de financiering van de pensioentoezegging
een andere pensioeninstelling wordt aangeduid, kunnen de reserves worden afgekocht met het oog op hun
overdracht aan die andere pensioeninstelling. De inrichter licht de Commissie voor het Bank-,
Financie- en Assurantiewezen voorafgaandelijk in over de verandering van de pensioeninstelling en van
de eventueel daaruit voortvloeiende overdracht van de reserves. De inrichter stelt eveneens de aangeslotenen
hiervan in kennis. Bij wijziging van pensioeninstelling voor de financiering van de pensioentoezegging
met overdracht van de reserves mag geen enkele vergoeding of verlies van winstdeling ten laste van de
aangeslotenen worden gelegd, of van de op het ogenblik van overdracht verworven reserves worden afgetrokken. Bij
afkoop van de reserves met het oog op hun overdracht naar een andere pensioeninstelling behoudt de pensioeninstelling
zich het recht voor vanwege de inrichter een vergoeding te vorderen. HOOFDSTUK IV. - Diverse
bepalingen Bescherming van de persoonlijke levenssfeer Art. 22. § 1. De inrichter
en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer
te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij kennis krijgen in het kader van de
uitvoering van onderhavig pensioenreglement slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp
van dit pensioenreglement. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de
gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen, met
uitzondering evenwel van de gegevens die van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid werden ontvangen
en die niet mogen worden gewijzigd. Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen
treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde
vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten
verwerking van de persoonsgegevens. In geval van een vordering gebaseerd op een inbreuk op de
wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingesteld tegen de inrichter of de pensioeninstelling,
verbinden de inrichter en de pensioeninstelling zich ertoe elkaar te vrijwaren, in zoverre geen van beide
zelf een vordering heeft ingesteld. § 2. De meegedeelde gegevens mogen door de inrichter
en de pensioeninstelling worden verwerkt in kader van de uitvoering van het huidige pensioenreglement,
het beheer van de individuele rekeningen, alsook de uitbetaling van de voordelen. Alle informatie
zal met de grootste discretie worden behandeld en mag niet met het oog op direct marketing worden verwerkt. De
aangeslotenen kunnen van de gegevens kennis krijgen en ze laten verbeteren. Hiertoe dient een gedateerd
en ondertekend verzoek vergezeld van een recto verso kopie van de identiteitskaart aan de inrichter en
de pensioeninstelling te worden gericht. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit
van 16 december 2010. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast
met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst
van 1 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf,
betreffende het sectoraal pensioenstelsel Sectoraal pensioen ten gunste van de arbeiders van
het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf (PC 130) Artikel
1. Opting out De mogelijkheid bepaald in artikel 9 van de wet op de aanvullende pensioenen
van 28 april 2003, waarmee de werkgevers de mogelijkheid zouden hebben om zelf het pensioenstelsel in
te richten via een pensioenstelsel op het niveau van de onderneming ("opting out") werd niet aanvaard
door het paritair comité. Art. 2. Buiten toepassingsgebied Conform artikel 2, C van
de collectieve overeenkomst van 2 juli 2009 over het sectorakkoord 2009-2010, hebben de ondernemingen
die op 2 juli 2009 al over een pensioenstelsel beschikten voor hun arbeiders, de mogelijkheid om niet
deel te nemen aan het sectoraal pensioenstelsel, enzo, "buiten toepassingsgebied" te zijn, onder de volgende
voorwaarden : - Het bestaande plan voor elke arbeider die op 1 juli 2010 nog in de onderneming
is, verbeteren met een equivalent van 136 EUR voor het jaar 2009 en 68 EUR voor 2010 en volgende, prorata
werktijd, taksen, RSZ en alle kosten inbegrepen. - Garanderen dat het pensioenplan een gelijkwaardig
voordeel oplevert als het voordeel van de jaarlijkse bijdragen van 136 EUR van het sectorplan, taksen,
RSZ en alle kosten inbegrepen. De gelijkwaardigheid zal forfaitair worden gemeten, als volgt
: - Indien het pensioenstelsel van de onderneming van het type "vaste bijdragen" is, wordt
de gelijkwaardigheid gemeten aan de hand van de werkgeversbijdragen zoals bepaald in het pen-sioenreglement. -
Indien het pensioenstelsel van het type "vaste prestaties" is, wordt de gelijkwaardigheid uitsluitend
gemeten op de normale pensioenleeftijd voorzien in het pensioenreglement, in de veronderstelling dat
elke bijdrage gestort in het sectoraal pensioenstelsel wordt gekapitaliseerd tegen een rentevoet zuiver
van kosten van 3,25 pct. per jaar tot de normale pensioenleeftijd, en een kapitaal in rente wordt omgezet
op basis van de wettelijke minimumbepalingen. De gelijkwaardigheid wordt gemeten zonder rekening te houden
met latere loongroei, maar op basis van een loopbaan voortgezet tot de normale pensioenleeftijd bepaald
in het reglement. De onderneming die buiten toepassingsgebied van het sectoraal stelsel wil
zijn, moet deze keuze uiterlijk 30 juli 2010 per aangetekende brief meedelen, door er het attest bij
te voegen dat ze beantwoordt aan de vereiste voorwaarden (volgens het model a dat bij deze overeenkomst
is gevoegd), op het volgende adres : FOD Werk- Algemene Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen,
Mevr. Sophie DU BLED voorzitter PC 130, Ernest Blérotstraat 1, 1070 Brussel. Bij niet-ontvangst
van dit attest conform de bovenstaande modaliteiten, zal de onderneming deelnemen aan het sectoraal pensioenstelsel. Voor
de ondernemingen "buiten toepassingsgebied" moet dit attest daarna worden geleverd op hetzelfde adres
op 31 december van elk jaar. Art. 3. Nieuwe ondernemingen opgericht vanaf de 1 juli 2010 Een
onderneming die op het ogenblik van de oprichting of later en in ieder geval tenminste vanaf de 1 juli
2010, onder het paritair comité komt te vallen, treedt toe tot het sectoraal pensioenstelsel. Er wordt
een uitzondering gemaakt indien : - De onderneming socio-economische banden (verbonden vennootschap
in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen) heeft met een onderneming PC 130 "buiten
toepassingsgebied". In dat geval kan de onderneming ook vragen om "buiten toepassingsgebied" te zijn,
op voorwaarde dat zij of haar lasthebber het "Fonds 2e pijler PC 130 labeur" op de hoogte brengt via
aangetekende zending vergezeld van het bewijs van haar socio-economische banden en het bestaan van een
pensioenstelsel voor haar arbeiders gelijkwaardig aan dat van het sectorstelsel, waarbij de gelijkwaardigheid
wordt gemeten zoals beschreven in artikel 2 van deze bijlage. Deze gelijkwaardigheid moet worden bevestigd
aan de hand van het bijgevoegde model b. - De onderneming is ontstaan uit de splitsing van een
andere onderneming PC 130 die buiten toepassingsgebied was. In dat geval kan de onderneming ook vragen
om "buiten toepassingsgebied" te zijn, op voorwaarde dat zij of haar lasthebber het "Fonds 2e pijler
PC 130 labeur" op de hoogte brengt via aangetekende zending vergezeld van het bewijs dat zij ontstaan
is uit de splitsing van een onderneming "buiten toepassingsgebied", en het bestaan van een pensioenstelsel
voor haar arbeiders gelijkwaardig aan dat van het sectorstelsel, waarbij de gelijkwaardigheid wordt gemeten
zoals beschreven in artikel 2 van deze bijlage. Deze gelijkwaardigheid moet worden bevestigd aan de hand
van het bijgevoegde model b. - De onderneming is ontstaan uit de fusie van andere ondernemingen
PC 130 (ten gevolge van een fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap zoals bepaald in artikel
672 van het Wetboek van Vennootschappen) waarvan minstens een "buiten toepassingsgebied" lag. In dat
geval kan de onderneming ook vragen om "buiten toepassingsgebied" te zijn, op voorwaarde dat zij of haar
lasthebber het "Fonds 2e pijler PC 130 labeur" op de hoogte brengt via aangetekende zending vergezeld
van het bewijs dat zij ontstaan is uit de fusie met minstens een onderneming "buiten toepassingsgebied",
en het bestaan van een pensioenstelsel voor haar arbeiders gelijkwaardig aan dat van het sectorstelsel,
waarbij de gelijkwaardigheid wordt gemeten zoals beschreven in artikel 2 van deze bijlage. Deze gelijkwaardigheid
moet worden bevestigd aan de hand van het bijgevoegde model b. In elk van deze gevallen gaat
de vrijstelling van deelname aan het sectorstelsel in het 1e trimester dat volgt op de betekening. Art.
4. Fusie door opslorping Wanneer verschillende ondernemingen PC 130 samensmelten in één onderneming
en een van de betrokken ondernemingen "buiten toepassingsgebied" was, kan de onderneming die voortvloeit
uit de fusie kiezen om "buiten toepassingsgebied" te zijn voor al haar arbeiders, op voorwaarde dat zij
of haar lasthebber het "Fonds 2e pijler PC 130 labeur" op de hoogte brengt via aangetekende zending vergezeld
van het bewijs van haar socio-economische banden en het bestaan van een pensioenstelsel voor haar arbeiders
gelijkwaardig aan dat van het sectorstelsel, waarbij de gelijkwaardigheid wordt gemeten zoals beschreven
in artikel 2 van deze bijlage. Deze gelijkwaardigheid moet worden bevestigd aan de hand van het bijgevoegde
model b. In dat gevallen gaat de vrijstelling van deelname aan het sectorstelsel in het 1e trimester
dat volgt op de betekening. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 december
2010. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie-
en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van
1 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf,
betreffende het sectoraal pensioenstelsel Sectoraal pensioen ten gunste van de arbeiders van
het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf (PC 130) Code 4 -
Afwezigheid eerste dag wegens slecht weer in het bouwbedrijf. Het gaat hier in hoofdzaak om
dagen waarvoor een onvolledig loon werd uitbetaald. Code 21 - De dagen staking (op
voorwaarde dat deze staking gehouden wordt met het akkoord of de steun van één der interprofessionele
syndicale organisaties, vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad); - De dagen lock-out. Onder
deze code worden vermelden de dagen van staking waaraan de werknemer heeft deelgenomen en de dagen waarop
de werknemer van het werk afwezig was ingevolge een lock-out. Indien er sprake is van tijdelijke
werkloosheid voor volledige dagen ingevolge een staking waaraan de werknemers niet hebben deelgenomen,
worden die dagen aangegeven onder de indicatieve code voor tijdelijke werkloosheid. Code 22 -
Syndicale opdracht (als afgevaardigde in een syndicale afvaardiging, een nationaal of regionaal syndicaal
comité of een nationaal syndicaal congres). Onder deze code worden de dagen van syndicale opdracht
vermelden, waarvoor geen loon is uitbetaald. Code 25 - Burgerplichten zonder behoud
van loon; - Openbaar mandaat. Ook hier gaat het uitsluitend om de dagen waarvoor geen
loon wordt betaalt. Code 26 - Militieverplichtingen; Het gaat hier om een
schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens militieverplichtingen. Code 30 - Verlof
zonder wedde; - Alle andere arbeidstijdgegevens waarvoor de werkgever geen loon of vergoeding
is uitbetaald, met uitzondering van deze die onder een andere code vermeld worden. Deze code
is een restcategorie. Zij groepeert alle dagen waarop de werknemer niet gewerkt heeft en waarvoor geen
loon is uitbetaald en die niet ten laste kunnen worden genomen van de sociale zekerheid. De
code 30 omvat geen loopbaanonderbrekingperiode waarvoor de werknemer een vergoeding ontvangt van de RVA.
Zoals de volgende verloven : - volledige loopbaanonderbreking; - gedeeltelijke loopbaanonderbreking; -
loopbaanonderbreking of vermindering van prestaties voor het verstrekken van palliatieven zorgen; -
loopbaanonderbreking in het kader van ouderschapsverlof; - loopbaanonderbreking voor bijstand
of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. De afwezigheiddagen in het kader van
de vrijwillige vierdagenweek en de vervroegde halftijdse uittreding worden evenmin aangeduid met een
code 30. Code 72 (tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer) - De dagen van arbeidsonderbreking
wegens slecht weer (artikel 50 van de wet van 3 juli 1978). Code 73 (jeugdvakantie en seniorvakantie) -
aanvullende vakantiedagen voor jeugdige werknemers (wet van 28 juni 1971 - artikel 5); - Aanvullende
vakantiedagen voor werknemers van meer dan vijftig jaar (wet van 23 december 2005 - artikelen 54 en 55). Code
74 (niet geleverde prestaties erkende onthaalouder) - Fictieve aantal uren die overeenstemmen
met voorziene maar niet geleverde prestaties van een onthaalouder, wegens de afwezigheid om redenen buiten
zijn/haar wil van kinderen die normaal opgevangen worden(artikel 3, 9° en artikel 27bis van het koninklijk
besluit van 28 november 1969). Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16
december 2010. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het
Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET